Vrijdag
03 september 2010
Naar gewoonte schijnt de zon wanneer ik mijn ogen open. Vanaf morgen zou het weer wat minder worden dus ga ik er vandaag nog eens van profiteren.Eerst stap ik
naar Ross Castle. Dat lag er 27 jaar geleden behoorlijk verwaarloosd bij
maar ondertussen is het zoals zovele gebouwen in Ierland gerestaureerd.
Het is bijna windstil en dit lijkt de warmste dag van de week te worden.
Het kasteel ligt er inderdaad als een plaatje bij en de vroege zon met
bijhorende luchten doet ook zijn fotografische duit in het zakje.
Het hele eind
moet ik terug wandelen want het is een doodlopende straat of zoals ze
hier plegen te zeggen “Cul de sac” ???
|
Richting Muckross House and Gardens kies ik voor het paadje door het bos en langs het meer. Het park is er vooral op gericht om zoveel mogelijk geld uit de voornamelijk Amerikaanse zakken te kloppen.
In het koetsje,
door de giftshop, langs de cafetaria en dan in rotvaart langs dingen die
misschien wel eens interessant konden zijn. Dit alles wordt dan nog
lichtjes overgoten met een blik luidruchtige Duitsers en de lezer zal
begrijpen waarom ik mij stilaan verwijder van deze voorgekauwde hap.
|
|
Op mijn eentje verken ik het park en de gebouwen.
Deze week was het elke dag zondag behalve vandaag, nu is het zaterdag omdat het vrijdag is.
Terwijl ik verder wandel krijg ik een telefoontje uit het vaderland met de melding dat Bert Wis overleden is. Af en toe begint er zo één van de vroegere vrienden weg te vallen. Toch veel pret gemaakt met Bert.Niet tè veel aan
denken en vooruit met de geit.
|
||
Glenfarclas 105 |
Op de binnenplaats is het heerlijk zitten in de zon. Mijn beertje begint te grollen en ik ga op zoek naar eten. Dat is hier gelukkig overal in overvloed te vinden en ge moet zelf niets vangen, het ligt kant-en-klaar op je te wachten.Het observeren van nietsvermoedende bezoekers blijft nog altijd een amusante bezigheid. Vooral Fransen, Italianen, Spanjaarden en Oostblokkers snappen geen bal van de nochtans overvloedige en meertalige aanwijzingen en richtlijnen.Mijn lekker
belegde sandwich gaat er vlot in en ik begeef me naar een soort
openlucht volksmuseum à la Bokrijk.
|
Dat valt best
mee, de kleine boerderijtjes liggen verscholen tegen de bergflank,
blauwe rook kringelt uit de schouw. Binnen is het ook al behoorlijk
rokerig en in ieder huisje geeft een vriendelijk vrouwmens wat uitleg
over het dagelijkse leven zo’n 100 jaar geleden. Ook de neerhofdieren
en groenten in de tuin doen hun uiterste best om er authentiek uit te
zien. De plaatselijke smid maakt wat tijd voor een onderhoudend praatje
maar krijgt, net als ik, dorst en laat zijn vuur voor wat het is.
|
Met een grote
bocht omzeil ik de souvenirstand en stap het lange eind terug naar
Killarney. Een dik uur later en inmiddels zeer dorstig vlei ik mij neer
in mijn vertrouwde pub. Er is voetbal op TV en dat wordt luid meebeleefd
door de locals die deze pub bevolken. Meer reclame ga ik voor dit
etablissement niet maken om niet het gevaar te lopen dat bij een volgend
bezoek een resem bekenden mij hier welkom heten. Dan kan ik beter
thuisblijven.
Terug op mijn
kamer, waar ik nu al drie dagen het alleenrecht uitoefen, pak ik alles
een beetje in. Morgen zeer vroeg wacht er een trein richting Dublin en
dan nog inpakken zou wel eens kunnen tegenvallen.
Na een leuke
avond met de nazaten van Dan en Norah Linehans, ze waren zeer verheugd
om iemand te ontmoeten die de twee oudjes nog kende, nog wat
plichtplegingen en uitwisselen van gegevens. Ik mag nu geen 27 jaar
wachten om terug te keren verzekert de overigens zéér bevallige
kleindochter Sheabronn me. Ook Trish wipt nog even binnen.
Op enkele dagen
tijd ben ik hier al opgenomen in de familie. De open vriendelijkheid van
deze mensen is één van de dingen die me binden aan dit prachtige, soms
gekke land. Nog ééntje “on the house” en that’s it.
|
|