TERUG

 

Verslag ingestuurd door Gunter (Lidnr.01)
Foto's: Gunter & Werner (Lidnr.02)

 

 

“Spirits in the sky”, een nieuw alcoholfestival, georganiseerd door onder andere Mario Groteklaes van “the Nectar”, ging door op 17 en 18 november in de luchthaventerminal van Bierset, Luik. Een groot gedeelte van het festival zou ingenomen worden door whisky en dus was het niet de vraag of we er naar toe gingen, maar hoe we er naar toe gingen. Jan Vissers was zo goed om een bus in te leggen op zaterdag 17 november. Weer een zorg minder. Bij het vertrek aan de “thuis”locatie van Jan in Westerlo, werd een grote doos met een 20 tal single malts de bus in gesleurd. “Feestje op de terugweg?”.

Veel bekende gezichten, maar toch ook veel lege plaatsen op de bus. Blijkbaar is het niet algemeen geweten, ondanks de stijgende interesse, dat men op zo’n festival de vinger aan de pols kan leggen van het wereldwijde whiskygebeuren.

 

 

Te vroeg voor de opening van het eigenlijke festival begaven enkelen zich naar de bar in de vertrekhal. De nieuwe glazen van Jupiler zagen er schitterend uit. Wel een probleem om ze gevuld te krijgen. Bij de eerste twee werd er eerst duchtig op de klok gekeken. Het vrouwtje van het driekoppige personeel besliste dan dat er getapt mocht worden en ze deed dat dan ook. Bij de afrekening was ze echter weg en moest er ergens anders nagevraagd worden wat het kostte. Gelukkig was de rij aan de ingang van het festival nog voor geen meter opgeschoven. Bij het derde pintje dat besteld werd sloeg de paniek toe. Geen vrouw om te tappen! Na lang treuzelen en een dribbel ter plaatse besloot een van de in de steek gelaten “garçons” om een poging te wagen. Even kneep ik mijn ogen dicht. Onterecht bleek, want de tik waarmee hij het glas tegen de tap sloeg was niet hard genoeg om het glas te breken. De tuit werd zorgvuldig in het bier ondergedompeld zodat men slechts één keer moest bijvullen, met weer ondergedompelde tuit, alvorens men netjes de kraag kon afstrijken. Klasse!

Aan een van de tafeltjes in de bar zag ik een bekend gezicht zitten. Mickey Heads, de nieuwste distilleerderijmanager van Ardbeg. Daar ik goed opgevoed ben, staren alleen is onbeleefd, schudde ik hem de hand. Hij vond dit niet erg en al gauw waren we verwikkeld in een gesprek over, hoe kan het ook anders, Ardbeg en whisky. Mickey vertelde dat hij  zojuist van een nieuw whiskyfestival in Oslo kwam en had het over het algemeen heel druk gehad sinds zijn intrede als nieuwe manager. Eerst en vooral om Ardbeg “in de vingers” te krijgen, daarnaast de vele cursussen van het moederhuis en de lancering van “Almost There”, de nieuwe 9 jarige Ardbeg. Hij kon me al wel vertellen dat er nog een aantal verassingen in de pipe-line zaten, maar details mocht hij niet verklappen.


De restauratie van de oude kiln, die volop aan de gang was tijdens ons laatste bezoek aan de distilleerderij, is ook prima gelukt. Ze was er afgewaaid tijdens een van de fameuze voorjaarstormen die Islay teisteren.

Ondanks dat Jura, het eiland waar hij voorheen distilleerderijmanager was, maar op 10 minuten per ferry van Islay ligt, voelt het toch aan alsof hij thuisgekomen is. Eens een Ileach … . Vroeger werkte hij onder Ian Henderson bij Laphroaig, toen deze Ardbeg openhield. Geweldige tijden. In het begin van de maand hebben we Ian nog de hand geschud op Whisky Live in Glasgow, opvoeding weet je wel, en ondanks dat hij deze keer het vaste voornemen had om op pensioen te gaan volgens de internationale pers, verwondert me het niet echt dat hij, volgens Mickey, weer betrokken is bij een ander project.

 

Het was te horen dat Laphroaig nog steeds nauw aan het hart lag bij Mickey, dus toen ik hem vertelde dat er een nieuw boek verschenen was, “The legend of Laphroaig” door Van Gils en Offringa, was dat geen verrassing voor hem. Hij had nog wel geen exemplaar tegen gekomen en zou er dolgraag eentje kopen. Geen probleem. Jan Vissers had op de bus verteld dat er een doos met die boeken voor zijn shop geleverd werd via het festival, dus zou er zeker een stand zijn mét dit boek. Later op de dag kon ik Mickey vertellen waar en het duurde niet lang voor ik hem terug zag met zijn gekochte exemplaar. Thumbs up!

 

 

Eenmaal binnen op het festival begon de ontdekkingstocht. Aan de stand van Maxxium Spirits vonden we dan uiteindelijk “The Black Grouse”. België was het 2de land ter wereld dat hem had, volgens de standhouder. Dit is zoveel meer dan een doorsnee blend. Jeugdig en toch niet scherp, maar dankzij het gebruik van een niet nader genoemde Islay malt, waarover pas een boek verschenen is, een volle rijke geturfde smaak. Zelfs een degelijke afdronk. Blij dat we hem eindelijk gevonden en geproefd hadden, begon het idee vaste vorm aan te nemen om eens een Grouse tasting te organiseren met de club … .

 

 

Aan de stand van Diageo ditmaal iemand met kennis van zaken. Allerhande Talisker’s on display, de nieuwe Glenkinchie 12 jaar, maar wat echt de aandacht trok was de 7de officiële release van Port Ellen. Eigenlijk zou n°6 de laatste geweest zijn, dus is 7 zeker de laatste!

We lieten hem eerst wat opwarmen, kwam net uit een koude wagen, en na enkele uren hebben we moeten vaststellen dat deze zeker in het verlengde ligt van n°6. Schitterend.

 

 

Bruichladdich. De 18 jarige was er, dus hebben we hem geproefd! Weer niet duidelijk waar al die kleurtjes vandaan kwamen. Zelfs de etiketten zijn niet duidelijk. Op de prijslijst werd een 3de release aangeprijsd en op het etiket stond nog steeds 2de release. Als whiskyleek allemaal heel verwarrend. Veranderen ging niet want de prijslijst was geplastificeerd. Het wordt stilaan tijd dat Jim, of nog liever Lynne, eens terug naar België komt.

 

 

Als woordvoerder van een whiskyclub is het je taak van toch wat achtergrondinformatie bijeen te sprokkelen om het hele whiskygebeuren voor de leden levendig te maken. Niet altijd gemakkelijk om al die info te onthouden, daar die niet altijd rechtstreeks over whisky gaat.
Een van mijn struikelblokken is amontillado- en manzanilla- sherry.

De ene is van druiven uit de kuststreek en is zout, de andere is eentje met een combinatie van gisting onder flor en oxidatie onder lucht. Het is gewoon een kwestie van op cruciale momenten de juiste naam er op te kunnen plakken. Maar “ik doe dat zeer graag”, zoals een ambtenaar op rust stelt. Een van de prettige gevolgen van die infovergaring is dat je afwijkende vragen kan stellen aan mensen uit de industrie, zodat het voor hun ook weer interessant wordt.


De laatste maanden komen we steeds meer en meer in contact met schitterende Japanse whiskys. Op onze laatste filmtasting hadden we een 18 jarige Suntory van de Yamazaki distilleerderij, dus toen de standhouders honderduit vertelden dat deze uit 80% sherryvaten bestond, concludeerde ik terecht dat in de resterende 20% ook het gedeelte zat, gerijpt op Japanse eik. Dit toverde een brede glimlach op het gezicht van de jonge Japanner. “You know your whisky!” “Euh …”.

Trots haalde hij een fles boven vanachter een display. 21 jaar gerijpt op refill Japanse eik. Natuurlijk mocht ik proeven en terwijl hij de fles opendeed verschenen er langs alle kanten glazen. Een knikje van de oudere heer achter de stand en ik, die anderen ook waarschijnlijk, kon bevestigen dat Japanse eik inderdaad zorgde voor de meer exotische kruiden in hun whisky. Thanks!

 

 

 

 

Susan Webster van Dewar Rattray was blij dat ze ditmaal een botteling kon voorstellen die ze zelf gekozen had. Een Caperdonich. Ze gaf een uitgebreide en zelfverzekerde uitleg over haar whisky. Deze, uit de vroeger Glen Grant II genoemde distilleerderij, was weer dik in orde. Nu kennen we het verhaal achter Taperdonich en Caperdonich ook weeral! Deze cask strength versie prikte niet onaangenaam in de mond. Het fruitige en vanille van het bourbonvat waren overvloedig aanwezig. Had ik al niet stiekem een fles Caperdonich voor 100°PROOF opzij gezet, zou ik zeker overwegen om deze aan te schaffen. Goed bezig Susan!

 

 

 

 

Het kersverse bruidje naast Susan was ook een oude bekende. Jaclyn McKie, voorheen Kelly, van Arran distilleerderij. Beetje down wegens verloren bagage. Zij zat op het vliegtuig naar België, haar bagage niet. Kennen we bij 100°PROOF alles van.

Toch kon er voor ons een glimlach af, mede door het trouwgeschenk dat Jan voor haar had meegebracht. Een eigen botteling van zijn vat Arran dat in zijn shop ligt en waar Jaclyn, figuurlijk dan toch, mee haar schouders heeft ondergezet om het geselecteerde vat Arran daar te krijgen.
Ondertussen hebben we vernomen dat dame en bagage herenigd zijn in Schotland. Eind goed, al goed.

 

 

 

 

Bij de stand van Laphroaig was de nieuwe 25 jarige uitgestald. Proeven die handel! … Spijt van gehad! 40%vol voor een 25 jarige. Dat is te weinig van het goede. Onlangs de 17 jarige “Friends of …” botteling geproefd en dat was van een heel ander kaliber. Waarschijnlijk ook een pak goedkoper. Hier vernamen we ook dat R. Hicks, masterblender van de Beamgroep, niet gelukkig was met de keuze van de sterkte. Hij opteerde voor minstens 43%vol of zelfs meer. Op de livetasting van 21 november, uitgezonden via de Laphroaig website, verdedigde hij echter de 40%. Loyale kerel. Jim Murray, ook lid van het tastingpanel, was er van overtuigd dat de volgende jaargangen van een hoger alcoholgehalte zullen zijn, daar hij deze niet overtuigend genoeg vond.

Naast de stand van Laphroaig werden we aangesproken door een Nederlander. Toffe gast en wist over wat hij het had. Niet verwonderlijk te vernemen dat hij een van de mensen achter “Whisky passion” magazine is. Hij was wel een lekkere Laphroaig aan het tasten. “Wel duur hoor”. Inderdaad, 50 euro voor een glas bleek achteraf. Maar ongetwijfeld elke euro meer dan waard.
Eentje van bij Lindores. Wij gingen voor een oude botteling van de 10 jarige. 15 euro. Achteraf beseften we wel dat dit niet was wat we wilden doen, maar verdomd lekkere Laphroaig. Toffe mensen ook, die maltmaniacs.

 

 

 

 

Spirits In The Sky

 

 

 

 

Slenteren is ok, maar stilstaan brengt altijd van alles in beweging. Aoife merkte ons op in de buurt van de Cooley –stand en zag haar kans. Een uitgebreide tasting volgde. Niet zonder trots opende ze ook een fles 15 jarige Kilbeggan voor ons. Deze blend is ter ere van het 250 jarige jubileum gebotteld, een gelimiteerde oplage van 5000 flessen wereldwijd. Dat verklaarde veel, want een 15 jarige blend is niet zo evident. De zoetheid, bijna honing, van de gebruikte graanwhiskeys gaf hem een heel aangename geur. Ontzettend zacht van smaak, wat te verwachten was, maar met het verhaal achter de fles begreep ik het wel. De Tyrconnell’s overtuigden weer en de later genuttigde Connemara festivalbotteling schond ons vertrouwen in deze Ierse distilleerderij niet. Over de vraag van Aoife om haar ook een clubhemd van 100°PROOF WHISKYCLUB te bezorgen zullen we ons beraden. Antwoord mag je verwachten tegen februari 2008 op het whiskyfestival in Gent. (PS: wij en Jan rijden dan met de trein.)

 

 

 

Broer maakte me attent op de stand met Amerikaanse whiskey. De kerel achter de stand was een ware bron van informatie over bourbon en Tennessee whiskey.
Tot onze verrassing had hij stalen bij van wheatwhiskey. Normaal is dit niet verkrijgbaar in België, iets met de wetgeving, maar we konden hem toch proeven.
Als je de verhalen mag geloven over tegenvallende graanoogsten wereldwijd met prijsstijgingen tot gevolg, zou volgens insiders wel eens meer tarwe gebruikt gaan worden voor het distilleren van graanwhisky’s. Daarom alleen al vond ik dit allemaal reuzeninteressant. De whiskey was niet zo zoet als die van overwegend maïs. Aangenaam om te drinken, ook zonder ijs. De zoetigheid van de andere Amerikanen noopt me meestal deze te beperken tot 1 glas. Zoals ik al zei: een ontdekking en een positieve noot naar de toekomst toe.

 

 

Ondertussen straalde Etienne Bouillon aan de ingang van het festival. Veel media -aandacht voor zijn Belgische whisky. Nu, na 3 jaar rijpen op een ex- Heaven Hill bourbonvat, is deze Belgian owl wettelijk whisky en mag dus onder de naam whisky verkocht worden. De eerste botteling is hier beschikbaar. Onze leden hebben echter ingeschreven op de tweede blijkbaar. We kunnen toch al proeven van 12en 18 maanden oude spirit. Je proeft zijn jeugd, mout en vanille van het bourbonvat. Ik heb geduld en kan wachten op de 10 jarige

 

 

Om de hoek is de stand van Filliers.
Bekend van persberichten, geschreven en gesproken.
Ze lanceren hier maar liefst 2 Belgische whisky’s. Een 3 jarige blend en een 10 jarige. Geen single malt, maar een mengeling van rogge, gerst en nog iets, dubbel gedistilleerd. De mensen van Filliers zelf werden later verwacht en zouden al onze vragen kunnen beantwoorden (PS: ze zijn niet geweest).
De Goldlys past niet echt in het gangbare smakenpalet en geurwaaier van de whisky’s die wij kennen en het was dan ook interessant om ons glas te delen met Billy Walker van Benriach. Er zat iets in wat hij niet goed kon thuisbrengen. Iets wat hem deed denken aan de Mackmyra, de Zweedse whisky. Daar deze nog vers in het geheugen zat na onze “reis rond de wereld”, (PS: we hadden een tweede fles bijbesteld en die ligt nog verser in ons geheugen), begreep ik wat hij bedoelde. Een kruidigheid, verstoort door dennennaalden.

 

 

 

Billy had weer een zeer uitgebreide range Benriach bij en we hebben er ons tegoed aan gedaan. Klassiekers passeerden de revue en ook de nieuwe. Mijn vorige Tokaji finish spande tegen, dus toen de Benriach Tokaji er aan kwam wilde ik vriendelijk bedanken. Billy overtuigde me echter hem een kans te geven en … zo kan het dus ook! De neus is prettig in balans. Niet de zwaarte van de Hongaarse wijn in de neus, maar de fruitigheid. Ook in de mond weer die prachtige balans. Hier wat meer turf. In de lange afdronk vindt men de Tokaji dan terug tegen het gehemelte, subtiel en niet overheersend. Men herkent de hand van de meester. Een erkentelijke knik als dank. Meer moet dat niet zijn.

Even checken aan de Douglas Laing stand of die Banff nog altijd zo lekker is. Onze leden mogen gerust zijn. De toekomst ziet er goed uit. (PS: dit is raadselachtig bedoelt om de spanning op de bouwen naar volgende clubtastings toe.)

 

 

Om van onze “drams” af te raken besloten we ons te buiten te gaan aan een dure opzichtige cognac. We hadden er al verschillende geproefd en lekker bevonden. Misschien werden we wel beïnvloed door een artikel in een of ander whiskyboekje waarin iemand cognac als the next big thing aanprijst. Wij zijn hip en kunnen dus niet achterblijven! Schenk maar in! Terwijl we zaten te chillen met de dame van Hennessey, presenteerde een van onze medereizigers een glas van de duurste. 1500 euro/fles volgens hem. Er zaten cognacs in uit de 19de eeuw. Bij gebrek aan whisky zouden we dit lekker kunnen vinden, wat een prettige vaststelling is, mocht de Aziatische markt met ons levenswater gaan lopen. Grappa en armagnac zien we zo direct niet als alternatief.

 

 

 

Het was nog even wachten op Jan voor we konden vertrekken, die was nog druk aan het masterclassen bij Bowmore. Hun masterblender gaf woord en uitleg over de 3 16 jarige versies, eentje uit 1957 en de nieuwe Black Bowmore. A legend in his own time. Als je dit als verjaardagscadeau krijgt, mag je gerust zijn. Er zijn mensen op de wereld die je graag zien!

Jan had zijn glas Black Bowmore mee naar buiten gesmokkeld om over te gieten in een staalflesje. Volgens mij mocht dit, zoals zoveel dingen die Jan doet, maar het maakt het allemaal zoveel spannender. Het kan zijn dat hij bedoelde dat ik enkel zijn glas even moest vasthouden terwijl hij het staalflesje zocht, maar ik dacht dat hij gezegd had dat ik er aan mocht ruiken. Ettelijke moleculen minder voor het staalflesje!

Op de terugweg zaten we nog steeds met die doos vol malts. Niet iedereen had zijn best gedaan op het festival en sommigen hadden nog zin een extra dram. Zelf gaf ik enkel uitgebreid uitleg bij de aanwezige flessen voor de geïnteresseerden. Er waren er ook anderen en ik trok dan ook snel mijn conclusies. Toch leuk dat bij het verlaten van de bus zoveel mensen persoonlijk afscheid namen. Bedankt ook, de mensen van Cask Six, onze meereizende clubleden en Jan. Het was weer een geslaagde dag.

 

 

TERUG