Woensdag 17 februari 2010
We werden echt wel verwend in het
Dowans hotel. Elke morgen
was er ruime keuze uit verschillende ontbijten.
Je kon vrij de samenstelling van je bord kiezen.
Vanmorgen de kipper gegeten, en ja ook dat kan in onze club.
Changement de decor : Dirk heeft
vanaf vandaag zijn intrede gedaan als co-driver in ons busje want hij
beschikte over een draadloze GPS. Met
lede ogen zagen wij onze clubdichter verhuizen naar de overkant.
Maar geen nood, Dirk zorgde uiteindelijk
voor muziek en de juiste weg.
Door een idyllisch
winterlandschap met de ene wallpaperfoto na
de andere reden we naar
Huntly, dit stadje is de
bakermat van de onafhankelijke bottelaar Duncan Taylor.
Wij werden er heel vriendelijk ontvangen, op bijzonder verzoek
werd deze rondleiding voor ons geregeld.
Alles kregen we te zien: blenden, etiketteren, stockage.,
enzovoort. Tijdens ons
bezoek werd zelfs een aparte botteling opgestart.
Dat leverde heel wat mooie fotobeelden.
We konden zelfs een kijkje nemen in de vroegere frigo’s van de
roomijsfabriek. Deze ruimte
doet nu dienst als stockageruimte voor de gebottelde flessen.
Wat een vertrouwen in onze club en zijn leden : kijken mag,
aankomen mag, maar niet meenemen. Er
lagen daar pareltjes van 1000 euro per fles en wij daar binnen met onze
lege rugzakken. Maar
iedereen gedroeg zich voorbeeldig : zo’n club zijn wij.
In de shop kregen wij enkele
mooie exemplaren te proeven waaronder hun eigen 40 y oude blend : Black
Bull. En dan koopjestijd.
In een rek gans onderaan vond ik een 26 y Port Ellen van Douglas
Lane voor een meer dan schappelijke prijs.
Ik heb mijn eigen late Valentijn hier maar aangeschaft.
Vrije lunch in Huntly, wij (dat
zijn Geert, Marc, Bert en ik) kozen voor een etablissement waar een
grote rode T aan de buitenkant stond.
Eindelijk een goede pint Tennants want dat misten we toch een
beetje in het hotel: daar was enkel Mc Ewans 80 of de Australische
Forster van het vat verkrijgbaar. Nog
wat kaartjes en postzegels gekocht voor het thuisfront en voor onze
oudste dochter op kot in Gent. De
wijze woorden van J’O naar
aanleiding van het bezoek aan het Leuvens whiskyfestival indachtig,
moest ik zelfs mijn naam op het kaartje naar onze dochter niet schrijven
. Ze zou wel weten van wie
het kwam : “Groeten van de drinkende klasse aan de studerende klasse.
Zorg goed voor ons pensioen !”
In de namiddag hadden wij een
afspraak te Glendronach, onderweg echter nog gestopt voor een
opkikkertje aan een idyllisch kerkje te Forgue.
Overal stonden de “snowdrops” al in volle glorie. Bridgend op
Islay was plots heel dichtbij. Jan
zorgde voor een aangenaam digestief onder een prachtig lentezonnetje te
midden van de oude grafstenen.
Even verderop lag de
distilleerderij van Glendronach, ook hier weer een fotogenieke ligging
in een kleine vallei.. De
oude gebouwen zijn gebouwd boven een beek om zeker steeds voldoende
water te hebben. Soms hebben
ze zelfs te veel water en worden schutsels en zandzakjes geplaatst.
Maar wat een unieke oude gebouwen : gelegen rond een centrale
binnenkoer, alle houtwerk knalrood geschilderd in mooi contrast met de
grijze natuurstenen muren. Het
werd een aangename rondleiding doorheen de hele site.
Je merkt toch ook overal wat bijzonderheden en verschillen met
andere distilleerderijen : het hout van de washtuns werd vervangen door
larik in plaats van douglas. De
wash stills hadden een heel speciale vorm, net eendenbekken.
Later volgde de degustatie in de
apart gebouwde manor. Onze
voorzitter weet toch steeds een schitterende locatie uit te kiezen.
Na de standaardbottelingen volgden nog enkele specialekes.
De 13 y whisky in de knalpaarse
verpakking vonden we toch meer iets voor echte vriendjes.
Goede gewoontes zijn er om in ere
te worden gehouden en dus op de terugweg : tijd voor nieuwe
verstekelingen. Gestopt in
Rothes, blijkbaar een kleine
hoofdstad voor de whisky-industrie met meerdere distilleerderijen of wat
ervan rest. Eerst werd een
heerlijke Caperdonich aangesproken, wat later stonden we aan de poorten
van Glen Spey. In
volslagen duisternis – de nacht viel daar snel – gingen wij nog op
zoek naar Glen Rothes. Wie
kwamen wij daar niet tegen tijdens onze zoektocht : juist, ja, Bert van
Elsje en The Balvenie. In
ruil voor de restanten van de fles Caperdonich gidste hij ons naar Glen
Rothes (grapje). Het
fluohesje van onze woordvoorder had hij blijkbaar van ver herkend en dus
even gestopt om dag te zeggen. Erg
sympathiek van die kerel. Deze
distilleerderij lag wat afgelegen van de grote weg, aan een oud kerkhof
en een riviertje. Ik denk
dat wij ook hier nog eens zouden moeten terugkomen.
Terug in het hotel wachtte ons een stevig diner.
Omdat de haggis vorige maal al zo lekker was, toch maar opnieuw
gekozen. Nadien nog gezellig
wat keuvelen in de lounge bij een koffie en enkele drams.
De bar heb ik aan mij laten voorbijgaan.
De voorraad Guinness en Cider bleek bij nader inzien toch maar
beperkt te zijn.
|