Dag 2 zaterdag 31 mei

 

Al vroeg priemt het licht door de gordijnen. Geert, mijn slaapmaatje, en ik draaien ons nog eens goed rond. 
De woordvoerder, geheel van slag, dwaalt al om zes uur door de gangen en wordt door Gerry op zijn ochtendwandeling voor een edelhert aanzien.

Om halfnegen is het ontbijt voorzien. Wanneer ik beneden kom zit bijna iedereen aan tafel. Geert en ik hadden dan ook wat last met een weerspannige douchedeur. Het full scottish breakfast brengt ons dadelijk op krachten voor een lange, maar interessante dag.

Geheel volgens plan starten we de zilveren vloot voor dag 2. Onder een stralende zon, regen? Hoezo regen? rijden we door de uitlopers van de Trossachs. Langs River Tay, de langste van Schotland, en vele schilderachtige dorpjes gaat het alsmaar verder. Stilaan verandert het landschap en maken bossen en heuvels plaats voor een vruchtbare vlakte waar vooral tatties (aardappelen) geteeld worden. Ook zien we veel bessen waar men hier de heerlijkste jam van maakt.

Wim, navigator van busje 1 met als piloot Werner en cargomasters J’O en Luc, vind de GPS maar niks en stuurt ons naar Glamish Castle met zijn indrukwekkende oprijlaan. We rijden tot aan de ingang voor foto’s, een snelle hap en sanitaire handelingen. Terug op het rechte pad wijst de vriendelijke mevrouw van Tom-Tom ons naar het oosten. Wim krijgt even later weer een opstoot, de enige dissonant in ons overigens voorbeeldig georganiseerd busje, en wil een zijsprong naar Old Fettercairn distillery. We geven hem zijn zin, nemen een foto en rijden verder.

Wat later zijn we in Stonehaven waar we een uurtje halt houden voor hap en tap. Het kustplaatsje is zeer charmant en ademt een heel andere sfeer uit dan het binnenland. Er is ook meer wind en het betrekt wat. Na het eten gaat het verder naar Dunnotar Castle, een prachtige ruďne met even prachtige vergezichten over de Noordzee.

We dwalen wat rond en stoten op een piper die bij een trouwpartij hoort. Na en kort gesprek is hij bereid om voor ons zijn zak op te blazen. In dit historische kader komt de muziek pas volledig tot zijn recht. De piper van clan Gordon krijgt als dank een dram van onze tweede verstekeling, een Ardbeg 17y, aangeboden. The young lad is verrukt en dankt ons uitvoerig. Terwijl we het kasteel verlaten klinken in de achtergrond nog de tonen van de doedelzak.

Nu vatten we het laatste stuk naar Aberdeen aan. Na wat zoeken vinden we de ingang van de ferryhaven. Busje twee steekt ons op ongeoorloofde wijze voorbij. Het duurt dan ook ellendig lang voor wijzelf en de inmiddels lange rij achter ons ook kan inchecken.

Op de kade bekijken we de indrukwekkende supplyships voor de olieplatformen. Aberdeen is immers de “oliestad” van de Noordzee. Op de achtergrond zien we de oude grijze gebouwen van de granieten stad.

Het inschepen verloopt vlot en vriendelijk. We zoeken onze weg in de behoorlijk uit de kluiten gewassen ferry. Op het winderige achterdek bekijken we de steeds kleiner wordende stad en kiezen het ruime sop zoals dat heet. De zee is rustig en het belooft een aangename vaart te worden. We nestelen ons binnen grijpafstand van de toog en zetten de barman aan het werk. We hebben afgesproken voor dinner aan boord om 19u, zo gaat de tijd goed voorbij. Even paniek wanneer de naam van onze geliefde club door de speakers galmt. We worden opgeroepen om aan te schuiven om 18u. Voor ons zijn 4 tafels gereserveerd. Lekkere eerlijke kost. Gunter heeft wat moeite met het dessert maar uiteindelijk komt alles goed.

We wandelen nog wat rond maar belanden uiteindelijk toch op ons vertrouwde plekje aan de bar. Time goes by en de zee blijft kalm. Echt donker schijnt het niet te worden zo ver noordwaarts.

Om even voor elf varen we de haven binnen, Kirkwall, de hoofdstad ligt links van ons. Binnen de kortste keren zijn we van boord en door het halve duister van de Orkneynacht vinden we onze weg naar het Merkister Hotel. De kamers worden toegewezen en gelukkig… de bar is nog open. Na enkele goed gevulde afzakkers en de nodige stevige toogpraat vleien we ons in de gemakkelijke zetels van de lounge (wel geen Chesterfield maar toch) en zetten nog een ferme boom op over onze moeilijke jeugdjaren die achteraf toch zo plezant waren

    J'O