Dinsdag 15 mei
De
zon schijnt en de wind van vannacht is wat geluwd. Op het strand komen
we enkele verdwaalde medereizigers tegen die van de weidsheid en de
ochtendbries komen genieten. Klassiek ontbijt en ook nu weer is iedereen
op het afgesproken uur aan de busjes. De reisleider boft toch maar met
deze gedisciplineerde doorsnede van zijn ledenbestand.
En
wijle weg voor weer een dag van onvermoede avonturen.
Al
gauw komen we wegwijzers tegen met het magische en uitnodigende
“Ferry” en zuurtje of niet nu zijn er maar drie mogelijkheden:
Arran, Islay of Jura, of alle drie? Maar ook hier zet de voorzitter ons
op het verkeerde been maar wanneer we afbuigen naar Ardrossan weten de
kenners onder ons dat aan de andere kant Brodick en Arran wacht. De zon
schijnt nog altijd en de korte overtocht (
50’
) wordt grotendeels op het buitendek doorgebracht waar Marc L. de 16e
verjaardag van zijn dochter en zijn even oude meegebrachte fles met ons
wil delen. Hip, hip, hoera!
In
Brodick, nog altijd de hoofdplaats van het eiland gaat het langs de
Noordzijde, rond de majestueuze Goatfell (bijna 900m) en dan weten we
daar beneden in Lochranza, zelfs zonder tips en ondanks zuurtje één
van onze geliefde distilleerderijen zijn. Prachtige luchten zijn ons
deel wanneer we uitstappen.
Er
blijken wat misverstanden over onze komst, wat voor Jan, tenslotte
ambassador van Arran, een beetje pijnlijk is. Maar zoals gewoonlijk
wordt hier een passende mouw aan gebreid en zoals later bij toeval (al
is dat woordje bij onze voorzitter niet op zijn plaats) meer dan
goedgemaakt. We krijgen een VIP tour die nogal standaard blijkt maar
leggen wij verwende westerlingen de lat niet wat hoog of is whiskyland
stilaan van richting aan het veranderen door zijn eigen immense
populariteit? Daarna volgt een tasting van nagenoeg de hele range met
een eenvoudige doch voedzame maaltijd als toemaatje.
Geen
Golden Eagle te bespeuren dus verder gaat de reis. Is daar toch geen
ferry haven zekerst? Hier geld het principe First comes, First goes en
we zetten het busje alvast klaar. Zo doet ook de andere helft van ons
gezelschap. Aan het kasteel van Kuifje en zijn hond Kluifje vinden we in
de zon en uit de zeebries een fles Arran 100°proof om u tegen te zeggen
en dat doen we dan ook: U.
Ons
vervoermiddel voor de volgende overtocht( dat zijn er al 3 zo ik mij
niet trompeer) komt afgeschuimd en de frisse maar gezellige hop naar het
volgende reisdoel, wat dat ook moge zijn, verloopt zonder ziekte en
stipt op tijd. Ik heb net de tijd voor een gedicht al moet ik hierbij
Drs.P dankbaar zijn.
Bewonderaar
Ferry
hier ferry daar
klapsigaar en whiskybar
moeder is de soep al klaar
op arran vliegt een adelaar
roept men mij toe met veel misbaar
terwijl ik naar de einder staar
een kind speelt met zijn rammelaar
voorwaar een vriendelijk gebaar
is dat daar geen lieflijk paar
wat is de wereld mooi nietwaar
mijn liefste ja soms mis ik haar
ik ben haar hoofdbewonderaar
Gelukkig
doet het geen pijn. En dan mag het.
Over
een single track road snijden we Kintyre, want daar zijn we aanbeland,
symbolisch in twee. Op de T-kruising nijgt de voorzitter naar rechts wat
Tarbert of Islay betekent maar in een ultieme reflex gooit hij het stuur
om naar links wat ons in Campbeltown zou moeten brengen. Daar ben ik
nog niet geweest.
Kintyre
strekt zich in al zijn schoonheid voor ons uit. Campbeltown met zijn
spetterend whiskyverleden zal onze speeltuin zijn de volgende dagen want
onze president meldt ons droogweg dat we hier twee nachten gaan blijven.
Hier dat is het Ardshiel hotel. Langs buiten eerder grauw maar binnen
wacht ons een in vers eikenhout gehulde bar met bijhorend whisky
assortiment. Hier is op geen pondje gekeken. Past ook helemaal bij onze
club.
Het
weer blijft behoorlijk goed zeggen de plaatselijke heren De Booser maar
in ons thuisland blijkt het minder goed. Dat komt ervan.
Na
een uitgelezen maaltijd bestaande uit kleine knaagdieren en lam begeven
we ons naar een geheime locatie die Springbank blijkt te heten. Wie
staat ons daar op te wachten? Frank Mc Hardy, immer goedlachs, de plant
manager en de ons nauw aan het hart liggende Jenny Karlsson. Dat
verhoogt natuurlijk de plaatselijke pret en we krijgen prompt een
warehouse toegewezen om enkele meegebrachte juweeltjes met hen te delen.
Oa. Springbank 21y, één van de laatste flessen op deze planeet en
omliggende zonnestelsels. Er valt een voor ons ongewone stilte. Gunter
weet echter de aandacht te vangen en iedereen weet dat hij eenmaal op
dreef zijn gelijke niet kent in onze whiskywereld. Prompt gaat een
gelijkaardig vat open om te vergelijken. Jongens en wetenschap! Zo zijn
we.
Dan
volgt het van haast onwerkelijk visionaire eigenschappen getuigende
verhaal over de fles die aan de basis ligt van onze club en haar naam.
Een 12 jarige Springbank die volgens Frank, en hij kan het weten, whisky
uit 1964,1965 en 1966 zou bevatten om de simpele reden dat er niet
genoeg voorraad was om de “gewone” 12y te maken. Met zijn allen
staan we te blinken, en dan bedoel ik niet alleen de kletskoppen, van
gepaste trots. Hoe krijgen ze (Vaesbros) het toch telkens weer voor
elkaar?
Het
afscheid valt ons zwaar maar Jenny, die haar mond moeilijk kan houden
vertelt ei zo na geheimzinnige geheime details over de rest van onze
trip maar kan net op tijd de mond gesnoerd worden.
Tijd
voor iets gewoon fris in de bar. De stemming zit er helemaal in, er
wordt gegrapt en gegrold op oud-100proofse wijze en hele zijden spek
worden over en weer geschoten. Toch maar op tijd naar bed want wie weet
wat haalt onze leider morgen weer uit zijn goedgevulde petto?
Op
de kamer verbeteren Gunter en ik nog een klein beetje de wereld en dan
gaat het licht uit.
|